Je zult maar belijdenis hebben gedaan : kind van God, erfgenaam, … (we stonden in de belijdenisdienst stil bij de Galaten 4:1-7) Of bij de doop van je kind grote dingen hebben beloofd… Of uitzien naar het Avondmaal volgende week. Vol vuur gelovend, van harte liefhebbend, vol vertrouwen hopend : JA!

Zo was het de Galaten ook vergaan, maar toch schrijft Paulus : Hoe is het dan toch mogelijk dat u die God hebt leren kennen, meer nog, door God gekend bent, u opnieuw tot die zwakke, armzalige machten wendt en u daaraan als slaven onderwerpen wilt?

Veel christenen in Galatië hadden vroeger de afgoden in de afgodentempels gediend, zondig geleefd. Paulus waarschuwt : keer niet terug naar die vorm van heidense afgodendienst! Want nu kennen jullie God : nu moeten jullie christelijk leven: gewoon netjes leven, wetten houden… Toch?! NEE!!!

Gal.3:26-27 : want door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God. U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed.

Gal.4:4-7 : Maar toen de tijd gekomen was zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw en onderworpen aan de wet, maar gezonden om ons vrij te kopen van de wet opdat wij zijn kinderen zouden worden. En omdat u zijn kinderen bent, heeft God ons de Geest van zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept. U bent nu geen slaven meer, u bent kinderen van God en als zijn kinderen bent u erfgenamen, door de wil van God.

Gal.4:9 : Hoe is het dan toch mogelijk dat u die God hebt leren kennen, meer nog, door God gekend bent, u opnieuw tot die zwakke, armzalige machten wendt en u daaraan als slaven onderwerpen wilt?

De hele Galatenbrief is een waarschuwing tegen wetticisme, het gevaar van terugkeren naar een leven gebaseerd op zwakke en arme grondbeginselen, om die te dienen. Waarbij het gevoel ook wettisch kan zijn, de groepsdruk… Pas op, trap niet in die gevaarlijke valkuil.

Het gaat hier echter niet om terugkeer naar heidendom, maar naar rechtvaardiging uit wet en werken. In Gal. 2:14-16 lazen we eerder hoe Paulus tegen Petrus zei : ‘Jij bent een Jood, maar je leeft als een heiden en houdt je niet aan de Joodse gebruiken; hoe kun je dan opeens heidenen dwingen als Joden te leven?’ Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, weten we dat niemand als rechtvaardige wordt aangenomen door de wet na te leven, maar door het geloof in Jezus Christus. Ook wij zijn tot geloof in Christus Jezus gekomen om daardoor, en niet door de wet, rechtvaardig te worden, want niemand wordt rechtvaardig door de wet na te leven.

Jullie zijn toch in Christus Jezus gaan geloven, wat als daad van gerechtigheid is toegerekend?

Zodra je switcht naar een ander evangelie dat geen Evangelie is ontstaat er verwarring, door verdraaiing van feiten wordt je weer slaaf. Je bent bezig je eigen redding te verdienen door Bijbelse richtlijnen en religieuze voorschriften te houden : slavendienst. Deze vrome/godsdienstige slavendienst is net zo erg als heidense/zondige slavendienst : je bent vervloekt. Als je niet voor de wet bent gestorven, moet je die namelijk helemaal perfect houden en dat is onmogelijk : dan ben je vervloekt. Als je niet perfect bent, faalt, zondigt, dan vervloek je jezelf om je falen, vervloeken anderen jou vanwege je falen : dat gebeurt bijvoorbeeld bij de voetbal als iemand een 100% kans mist in een belangrijke wedstrijd.

Als vervloekte slaven zijn we onderworpen aan de grondbeginselen van de wereld, zwak en armzalig. We geven aandacht aan dingen/personen om voldoening te ervaren. Daarbij kan alles een afgod worden, dingen die van nature geen goden zijn : seks, bevestiging door anderen, … Dingen/personen die onze redder en god worden, ons gelukkig moeten maken. Maar als iets anders dan Jezus een voorwaarde is voor ons gevoel van geluk of eigenwaarde, dan wordt dat andere onze heer en worden wij diens slaaf. Zonder Evangelie, zonder Jezus, zijn we allemaal slaven, onderworpen aan de afgoden, vervloekt. Als jongste zoon, losbandig levend, ver weg van het vaderhuis of als oudste zoon, thuis, voorbeeldig levend (Lukas 15). Beiden wezen de vader af, er was geen relatie, ze hadden geen kennis aan hun vader, ze waren vervreemd van het vaderhart. Maar het Evangelie zegt : ik ben met Christus gekruisigd, niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij.

Voor de heidenen was het makkelijk : bekeren is radicaal breken met de zondige levensstijl, te zien aan de zichtbare buitenkant. Voor christenen dreigt het gevaar van schijnheiligheid omdat het moeilijker te herkennen is, door de onzichtbare binnenkant. Daarom vreest Paulus voor de Galaten,

want God ziet het hart aan. Ze willen voorbeeldig leven als kind, maar ook dan kan je in je hart slaaf zijn, afgoden dienen. En dat is nog erger dan zondig leven : je hebt het zelf niet door én geeft anderen onterecht idee dat het zo hoort.

Daarom…nu u die God hebt leren kennen, meer nog, door God gekend bent : dan heb je de ideale relatie met de Vader. Belangrijker dan dat jij God kent is dat God jou kent, van voor grondlegging der wereld. Christen ben je niet, omdat jij God kent, maar vanwege het feit dat God jou kent. Kennen is een persoonlijke relatie hebben, je kind/zoon van God weten. Niet wij hebben Hem, maar Hij heeft ons uitgekozen.

Door zijn Zoon te zenden, door zijn dood en opstanding ons tot kinderen aan te nemen, door zijn Geest te zenden en in onze harten uit te storten, waardoor we roepen : Abba, Vader! Onze liefde naar God, God kennen, is van veel dingen afhankelijk : ons gevoel, omstandigheden. De jongste en oudste zoon waren de liefde voor hun vader kwijt geraakt, maar de vader is altijd van ze blijven houden. Gods liefde voor ons is een feit, onwankelbaar, los van onze gevoelens en onze omstandigheden. Als we daar aan gaan twijfelen, gaan we afgoden maken, anderen ongenadig de maat nemen. Maar dat is niet nodig : u bent geen slaaf meer, maar zoon. En als u zoon bent, en dat bent u, dan bent u ook erfgenaam van God, door Christus. Het fundament van onze geloofszekerheid is niet in hoeverre ons hart gericht is op God, maar hoe God ons kent, kennis aan ons heeft, liefheeft. En als we met Christus zijn omkleed, ziet God de Vader niet meer ons leven, maar door ons geloof Christus die in ons leeft.

Dan haalt Paulus Hagar en Sara er bij, in de discussie of je echt kind van Abraham bent als je je niet houdt aan de hele wet van Mozes, voor die mensen die onder de wet willen zijn, die vertrouwen op de wet om daarmee invloed te hebben op hoe God over jou denkt. Er zijn namelijk twee manieren om tot het gezin van Abraham te behoren : goed en verkeerd.

De dwaalleraars zeiden : Het is goed dat jullie in Christus geloven, maar je moet wel gehoorzaam zijn aan de hele wet voordat je echt als kinderen van Abraham meetelt.

Paulus zegt : Zodra jullie in Christus gingen geloven, werden jullie kinderen van Abraham, erfgenamen van al Gods beloften. En zodra je begint te denken dat je gehoorzaam moet zijn aan de hele wet, zijn jullie helemaal geen kinderen meer van Abraham.

Kind van de wet, slaaf óf kind van de belofte, vrij.

God beloofde Abraham een zoon, erfgenaam. Abraham en Sara waren 75 jaar en oud en onvruchtbaar, de vervulling van de belofte zou dus via een wonder van God moeten. Maar Abraham en Sara overleggen, ze zijn al 10 jaar kinderloos na de belofte van God. Abraham gaat met de jonge en vruchtbare slavin Hagar ‘werken’ : Ismael wordt geboren. 14 jaar later : zoon Izak wordt geboren bij de oude en onvruchtbare vrouw Sara, het wonder zoals God beloofd had.

De zoon van de slavin dankte zijn geboorte aan de loop van de natuur, maar die van de vrijgeboren vrouw aan de belofte. (Gal.4: 23) Abraham wist Gods belofte, maar besloot om niet op Gods bovennatuurlijk ingrijpen te wachten. Abraham besloot door menselijk ingrijpen te regelen wat God beloofde. Door werken, slim nadenken, goed zijn best te doen, op natuurlijke wijze de vervulling van Gods belofte te realiseren, door te doen waartoe hij in staat was samen met Hagar.

Paulus gaat de provocerende vergelijking aan om hoofdstuk 3 en 4 duidelijk te maken. Het Sinaï-verbond van de wet, het huidige Jeruzalem, Hagar en de kinderen die leven in slavernij : iedereen die van de wet zowel een middel maakt om met God verzoend te worden als belangrijkste richtlijn voor het leven. Door met Hagar naar bed te gaan, koos Abraham ervoor om op eigen vermogens te vertrouwen. Abraham koos de weg van ‘werken’ om de ‘zoon van de belofte’ te krijgen. Hij handelde in geloof, maar het geloof dat hij had, was in zichzelf, natuurlijk, als zijn eigen ‘redder’. Er kwam alleen maar ellende van : ruzie tussen Sara en Hagar, Izak en Ismael. Abrahams poging om zichzelf te verlossen mislukte. Abraham vertrouwde niet op Gods genade in de vorm van een bovennatuurlijk ingrijpen in de geschiedenis, maar op zijn eigen vermogens. Als wij niet meer helemaal op God rekenen, maar ook onszelf willen redden, dan heeft dat ellende tot gevolg in geestelijk, psychologisch en relationeel opzicht.

Paulus gebruikt een allegorie. Hij pakt een fragment uit het verhaal, om te gebruiken ter verduidelijking, zonder verder te kijken naar het verhaal in de eigen context. Zo wordt de onschuldige slachtoffer Hager de bad girl, terwijl ongelovige Sara de good girl wordt. Gelukkig dat Paulus zegt : het is een beeld, symbolische illustratie van de genade en werken. Daarom dat Jesaja-citaat, gericht tegen de Joodse ballingen in Babylon, die dachten dat ze een uitstervend clubje waren, nooit meer terug zouden keren en er nooit meer een Israel zou zijn. Tegen die hulpeloze en zwakke mislukkelingen, de ballingschap was straf, zei Go.

Gal. 4:27 ‘Wees verheugd, onvruchtbare vrouw, jij die niet baart. Jubel en juich, jij die geen weeën kent. Want zij die zonder man is, heeft meer kinderen dan zij die met een man is.’

Jes. 54:1 Jubel, onvruchtbare vrouw, jij die nooit een kind hebt gebaard; breek uit in gejuich en gejubel, jij die geen weeën hebt gekend. Want – zegt de HEER –, de kinderen van deze verstoten vrouw zullen talrijker zijn dan die van de gehuwde.

God kiest niet de jonge en beeldschone vrouw Hagar, maar de oude en onvruchtbare vrouw Sara. God kiest voor het onmogelijke, ongelofelijke, bovennatuurlijke. Zoals eeuwen later Gods plan ook door de onmogelijkheid heen ging : Jezus werd geboren bij de maagd Maria. De Galaten zijn als een onvruchtbare vrouw, ten dode opgeschreven als het via goede werken moet. Ook niet gelukkig te maken met eigen wijsheid en goede werken, via sluiproute Hagar, werken. Alleen genade, ingrijpen van God, het kind van belofte, maakte Abraham en Sara werkelijk gelukkig.

Wij allen zijn kinderen van God door het geloof in Christus Jezus.

Wij christenen zijn kinderen van de belofte, niet van slavernij en werken. Niet goed je best doen, je opleiding, inkomen, huis, … Als het Evangelie waar is, dan maakt het niet uit wie je bent en wie je was. Anderen vinden je een sukkel, loser, misschien wordt je wel gepest zoals Sara door Hagar, maar voor God maakt het niets uit : jij zult vrucht dragen. Genade is niet slechts voor vruchtbare Hagars, maar voor onvruchtbare Sara’s. Als er een toekomst is voor Sara, dan is er een toekomst voor iedereen. Juist voor mensen die weten dat ze niet perfect zijn. Mensen die zichzelf perfect vinden, denken dat ze het zelf wel kunnen redden, zonder God. Zoals die oudste zoon, goed en religieus mens, uiteindelijk degene is die nog in slavernij leeft.

Oudste broers en zussen, dwaalleraars, religieuzen, nemen jongste broers en zussen ongenadig de maat, vervolgen die naar de Geest geboren zijn, zoals Ismael het gelukkige leven van Izak onmogelijk maakte. Omdat het Evangelie voor wie religieus is, vaak meer een bedreiging vormt dan voor wie niet religieus is. Religieuze niet-christenen (iedereen is religieus) vinden het vaak prima dat en wat je gelooft, als je hun maar met rust laat. Religieuze christenen zijn prikkelbaar en gespannen als het over hun verhouding met God gaat. Vanuit hun onzekerheid staan ze vijandig tegenover het Evangelie dat stelt dat zelfs hun beste daden volstrekt nutteloos zijn tegenover God. Ze weten : met werken kunnen we niets verdienen, toch focussen ze op houden van geboden en regeltjes. Ze weten : het gaat om leven uit genade, maar ze zijn hatelijk/onverschillig als je echt uit genade leeft. Manier waarop we kunnen weten dat we gevoel van eigenwaarde ontlenen aan rechtvaardiging door Christus : niet vijandig en haatdragend zijn naar mensen die anders zijn dan wij, maar liefdevol. Manier waarop we kunnen weten dat we gevoel van eigenwaarde ontlenen aan rechtvaardiging door goede werken : anderen vervolgen, minachten, roddelen, geen leven uit dankbaarheid. Ismael lachte Izak uit, Jezus werd door religieuze leiders gehaat, door zijn eigen volk veroordeeld. Paulus zelf was zo, briesend van dreiging en moord, de gemeente van God vervolgde en verwoestte.

In Galatië was geen fysieke vervolging, maar wel levensgevaarlijke dreiging : dwaalleraars die op de wet vertrouwen en daarmee de vrijheid van het Evangelie ondermijnen, de vrije weer tot slaaf maken. Vervolging komt niet altijd vanuit de wereld, van buitenaf, duidelijk zichtbaar, maar ook van de kant van halfbroers en halfzussen die in naam ook kerk heten, kerk als moeder hebben, maar de relatie met God de Vader nog niet kennen, nog slaaf zijn van de wet in plaats van kind van God, zoon, erfgenaam. Paulus zegt : jaag de slavin en haar zoon weg. Doe alles weg wat zegt dat je het niet waard bent of dat je prima zonder Christus kunt leven. Geloof het Evangelie : wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije. Wij leven niet vanwege goede werken, maar vanwege de belofte. Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven.

Wij zijn door God gekend, geliefd, vrijgekocht , aangenomen als kinderen, zonen.

En omdat u zijn kinderen bent, heeft God ons de Geest van zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept. U bent nu geen slaven meer, u bent kinderen van God en als zijn kinderen bent u erfgenamen, door de wil van God.

Laten we dagelijks beseffen : ik ben door God gekend, geliefd, in vrijheid gezet. Daarom telkens opnieuw het feest vieren van onze bevrijding!

Floris den Oudsten v.d.m.
predikant Gereformeerde Kerk Enter